Aan een Rotterdams parkbankje
kleven druppels, een stel afvalligen
zo dwars achter mijn looie rug
geland. De bui inmiddels weggetrokken,
bungelen ze schuilend als ik,
onder druk van priemende lucht,
briesend naar broeders die zich al lager
hebben gewurmd, langs zure zoden,
sijpelend in een stille plas, die blij is
met de opfris. Overtollig vocht gelijk in de rij
voor de oproep om op te rijzen, samen
in de wolken, weer tot afweer aan toe
gekneed. Wat mogen ze dit keer meedragen?
Wat mineraal van versteende bodem of
uit de traan die erop landt, wat gemorste troost,
net de vraag die boven brandt?
Zo zie je maar, al valt hij zomaar uit de lucht
Een druppel krijgt altijd wat omhanden
En is nooit ten einde raad
Zolang hij maar binnen de kring loopt
Op die verdomd gloeiende plaat
15 oktober 2023