Gehuld gehucht op zich
werd armoe hier tot kunst verheven
Doolhof, de kleinste wereld van het land
achter gehusselde schuttingen, scheve schotten
voor elftallen van gezinnen, opgestroopte mouw
anders telde je niet, als de huisnummers
onder de wasroop, al dat stormwater
drogend op de eerste trek gericht
Kerkgangend in koor, gehurkt zonder evenknie
hebben stoere katten je gele brug op de kaart gespeeld
In kraplappen, jakkies, daags, zondags, of zondag eraf
voor aal, overal aal, schar ook, moddervet gerookte
verhalen met windkracht zeven verteld boven
peterolies en gortemetielen, waar Brijkies vol bitters
de zilvervloot voorgoed konden vergieten
Volendam, niet vergeten, nooit vergeten hoe
onschatbaar je bloedkoralen eiland
Doolhof, hier woont roem
op voorsprong door achterstand